In deze tijden van haast en rendementsdenken staat de tot bedaren brengende filosofische reflectie onder druk. Dit heeft niet alleen zijn weerslag op het filosofieonderwijs, maar verdrukt ook de filosofische reflectie op het onderwijs zelf. Dat terwijl juist de vragen en problemen rondom het onderwijs groter worden: de politiek blijft bezuinigen op onderwijs, maar snakt tegelijkertijd naar innovatie, universiteiten worden kennisfabrieken en informatie wordt onbetrouwbaarder.
Tijdens dit symposium maken we pas op de plaats en staan we stil bij het onderwijs zelf. Wat is onderwijs eigenlijk? Wat behoort onderwijs te zijn? Hoe moeten we onderwijzen in en over deze tijd? Vier sprekers zullen een ruimte bieden voor deze vragen, geworteld in de filosofische traditie en met oog voor de maatschappij van vandaag.
Niets is zo innig met elkaar verbonden als levensfilosofie en Oosterse filosofie. Wijsheid is enkel wijsheid wanneer zij tot bevrijding leidt en zij onze bewegingsruimte vergroot. Filosoferen betekent in de Oosterse filosofie dan ook het afleggen of volgen van een denkweg, een weg waarop wij ook ons handelen op moeten afstemmen. In de vroeg daoïstische leer is het loslaten van conventies, rigide denkpatronen en emotionele verwachtingen de kern van het kunnen resoneren met de telkens veranderende werkelijkheid. In het Japanse denken, dat een nauwe verwantschap heeft met het daoïsme, ligt de nadruk op het “op dieet zetten” van onze hart-geest waardoor wij de werkelijkheid met de grootst mogelijke openheid benaderen. Wij zijn verheugd om deze middag twee toonaangevende kenners van de Oosterse filosofie het woord te geven en meer te weten te komen over Oosterse levenskunst.
De naam van ons colloquium: levensfilosofie, is niet alleen een algemene aanduiding, maar mag ook historisch verwijzen naar een ommekeer die vanaf het einde van de 19e eeuw heeft plaatsgevonden in de filosofie. Kenmerkend is een aantekening als deze van de jonge Nietzsche over Schopenhauer: ‘Hij maakt de diepste behoefte wakker: zoals Socrates de behoefte wekte. Die laatste echter riep de wetenschap: Schopenhauer de religie en de kunst. Wat religie was, was men vergeten, net zo de positie van de kunst ten opzichte van het leven.’ Als zijn diepste behoefte ervoer Nietzsche een hernieuwde aansluiting van de filosofie bij het leven. Daartoe diende zij het contact met kunst en religie te herstellen, zoals Schopenhauer dit had gedaan. Diezelfde Schopenhauer leert dat we dan bij religie aan de mystieke traditie moeten denken, getuige zijn aandacht voor Sakyamuni (Boeddha) en Meister Eckhart. We zijn verheugd deze middag twee sprekers het woord te kunnen geven die in dit grensgebied van filosofie en spiritualiteit thuis zijn. Kick Bras zal een kernmotief uit de christelijke mystieke traditie belichten, terwijl Erik Hoogcarspel er de antieke en aziatische spiritualiteit bij zal betrekken.
De revolutie van de metafysica in een post-metafysische tijd
‘De hele filosofie is als een boom, haar wortels zijn de metafysica’. Aldus stelde Descartes zich de filosofie nog voor. Intussen is de universele en redelijke orde waar de metafysica zich van origine op beroept in het geding geraakt. Betekent dit het einde van de metafysica, zoals door Nietzsche en Heidegger aangekondigd? Of betekent dit het einde van de metafysica als orde-denken en is er tegenwoordig een hervorming van deze filosofische discipline nodig?
Dat laatste zal Gert-Jan van der Heiden betogen, die met elementen van ontvankelijkheid en getuigen een metafysica voorbij de traditionele orde probeert te denken. Gerard Visser zal deze omwenteling vervolgens inbedden in de bredere revolutie die zich de afgelopen eeuwen in de filosofie en de kunst heeft voltrokken. Dit symposium zal zo een kruisbestuiving zijn tussen de filosofische projecten van twee originele Nederlandse denkers.
Een filosofische verkenning
Cultuurhistorici onderkennen het belang van verschuivingen in het bewustzijn zoals die zich voordoen in mystieke, extatische en visionaire ervaringen. Deze ervaringen dragen bij aan het ontstaan en de vernieuwing van cultuur, in religie, filosofie, wetenschap en kunst. Ze kunnen spontaan optreden of geïnduceerd worden door spirituele praktijken. Voorts is er vandaag de dag een groeiende academische belangstelling voor wetenschappelijk onderzoek naar de therapeutische effecten van mystieke, extatische en visionaire ervaringen door het gebruik van psychoactieve middelen. Daarnaast worden deze middelen op grote schaal in een rituele setting gebruikt. Niet zelden hebben hieruit voortkomende transformatie-processen die zich aan het menselijk bewustzijn kunnen voltrekken, implicaties voor de levensoriëntatie van het individu. Wat echter nauwelijks onderzocht wordt maar wat in dit symposium centraal staat, is de vraag of filosofische categorieën als objectief-subjectief, transcendent-immanent, bestaat-bestaat niet, toereikend zijn om deze ervaringen te beschrijven, te begrijpen en constructief te problematiseren.
Een dialoog tussen de ander en ik
Op vrijdag 3 maart organiseert het Colloquium Levensfilosofie een mini-symposium over vergelijkende of interculturele filosofie. Interculturele filosofie is een relatief jonge loot aan de stam van de academische filosofie, maar heeft in de afgelopen decennia aan populariteit gewonnen. In een wereld van toenemende globalisering wordt het steeds belangrijker om de dialoog aan te gaan met andere culturen en te reflecteren over onze eigen culturele aannames en overtuigingen.
Interculturele of vergelijkende filosofie probeert om een dialoog aan te gaan tussen verschillende culturele filosofische tradities om niet alleen kennis te verkrijgen over deze culturele andere traditie, maar ook om kritisch te kunnen reflecteren over onze vooroordelen en culturele inbedding.
Interculturele filosofie draait om de relatie tussen het zelf en de ander: een confrontatie met de culturele ander kan ons helpen om onze culturele horizon inzichtelijke te maken en te verbreden. Tegelijkertijd kan de vergelijkende filosoof nooit een neutraal standpunt innemen en blijft hij of zij altijd ingebed in zijn of haar culturele horizon. Als wij dit niet erkennen, dan brengt dat het risico met zich mee dat we de ander evalueren en beoordelen vanuit onze eigen vooroordelen.
De confrontatie met de ander kan daarbij leiden tot zelfbegrip en zelftransformatie maar ook tot kolonisatie van de ander; thema’s die in dit mini-symposium duidelijk naar voren zullen komen.
Vernieuwing en actualisering
Een eerste minisymposium over filosofie en tijd vond plaats op vrijdag 28 januari van dit jaar. Ivo Bles wijdde ons toen in Aristoteles’ doordenking van het fenomeen tijd in en Victor Gijsbers gaf een overzicht van debatten over tijd in de huidige analytische wijsbegeerte. Omdat algemeen de behoefte werd gevoeld aan een verdieping, sluiten we het jaar 2022 af met een vervolg op dit thema. Ivo Bles zal de draad met de eerste bijeenkomst aantrekken, waarna Timo Slootweg zal spreken over het tijdsbegrip van Søren Kierkegaard en Henk van der Waal ons zal inleiden in een unieke eigen visie op de tijd. Kierkegaards begrip is existentieel en religieus van aard, dat van Van der Waal kosmisch en poëtisch-mystiek.
Enigmatisch heet het bij Kierkegaard in Het begrip angst: ‘Het ogenblik is dat dubbelzinnige, waarin de tijd en de eeuwigheid elkaar raken, en daarmee is het begrip tijdelijkheid gegeven, waar de tijd aanhoudend de eeuwigheid afweert en de eeuwigheid aanhoudend de tijd doordringt. Pas nu krijgt de gememoreerde indeling zijn betekenis: heden, verleden, toekomst.’
In zijn dichtbundel Door alle honderd harten wit te kalken duidt Henk van der Waal niet minder raadselachtig ‘het wellen van de tijd’ als het ‘stil minnende’, dat zich ‘in je zwarte driehoek’ hoopt te vestigen, opdat de bevrijde gebeurtenis je ten langen leste mag doen verzuchten: ‘dat broedt je/dat blaakt je/dat bloeit je de tijd’.
Vanwege de alomtegenwoordige ecologische crisis is onze verhouding tot de natuur in het centrum van de aandacht komen te staan. We beginnen te beseffen dat die verhouding mogelijk niet deugt, ja dat zij ‘onnatuurlijk’ is. Want in het maatschappelijke en politieke discours worden de zaken vaak zo voorgesteld alsof wij tegenover de natuur staan, als verstoorder van een natuurlijke orde. Maar zijn wij niet zelf ook deel van de natuur? Wat is natuur eigenlijk? Wat verstaan wij eronder? Wij zijn deel van de natuur in biologische zin als organismen, zoals het heet. In de natuurkunde, de moderne fysica, is de natuur daarentegen datgene wat zich volgens wiskundige wetmatigheden laat kennen. En weer een andere betekenis vinden we bij de romantici, die in de natuur niets minder dan het goddelijke tegenkomen. Kortom: ‘natuur’ is een nogal diffuus begrip, en de tegenwoordig urgent geworden analyse van onze verhouding ertoe is alleen maar mogelijk als we ons op de onderbelichte vraag bezinnen wat wij nu eigenlijk precies onder het begrip ‘natuur’ verstaan.
Op dit symposium zal deze vraag naar de natuur centraal staan en haar ambiguïteit vanuit verschillende perspectieven worden belicht.
Otto Duintjer studeerde theologie en filosofie, promoveerde bij Cees van Peursen aan de Universiteit Leiden en werd hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was een veelzijdig filosoof die zich niet alleen verstond met de continentale filosofie, de analytische en politieke filosofie, maar die ook een spirituele levensweg propageerde en praktiseerde. In al deze disciplines schreef hij boeken en artikelen, gaf bevlogen colleges, en was zichtbaar en toegankelijk in het studentenleven in Amsterdam. Hij inspireerde zodoende veel en heel verschillende studenten, begeleidde diverse promoties en kan gerekend worden tot een van de belangrijkste spirituele filosofen in Nederland. Otto Duintjer overleed op 23 november 2020. Nu, in het voorjaar van 2022 wordt er een symposium gewijd aan zijn filosofie.
In dit minisymposium zullen we stilstaan bij de betekenis van het perspectief van de enkeling voor de filosofie. Kierkegaard was de eerste die het belang ervan naar voren haalde. Voor hem was de enkeling een lakmoesproef, in die zin dat elke visie op waarde of zin via de enkeling moet passeren om werkelijk betekenis te krijgen. Ook bij existentialisten uit de twintigste eeuw zoals Heidegger, Sartre en De Beauvoir is er een concentratie op de mens als enkeling, vanuit de verwachting dat het enkelingschap een toegangspoort is naar een meer authentieke vorm van leven.
Bij deze positie zijn echter ook vragen te stellen, bijvoorbeeld: hoe moet dan de enkeling gedefinieerd worden? Is ‘de enkeling’ synoniem aan het individu, zodat met het centraal stellen van de enkeling op een verheviging van het individualisme wordt aangekoerst? Een andere vraag is, hoe het uitgangspunt van de enkeling zich verhoudt tot de ethiek en de mogelijkheid voor de ander een medemens te zijn. De twee sprekers op dit symposium Weg van de enkeling zullen in het licht van deze vragen met elkaar in gesprek gaan over de vraag of en hoe de existentialistische positie van het enkelingschap gerelativeerd kan worden. Is dat (Brugmans) vanuit het inzicht dat de werkelijkheid van gedeelde sentimenten het enkelingschap overstijgt? Of moeten we (Van Riessen) eerder kijken naar de dialogische positie van Buber en Levinas, waarin de enkeling verondersteld is om tot een ware dialoog te komen?
Reeds in de Klassieke Oudheid bogen filosofen zich over het vraagstuk van de tijd. Tot op de dag van vandaag houdt het grote denkers over de hele wereld in zijn greep. In dit minisymposium zal de vraag naar de tijd vanuit twee verschillende invalshoeken benaderd worden. De eerste benadering past in de fenomenologische traditie. Ivo Bles stelt de tijd als alledaags fenomeen centraal en ontwikkelt van daaruit een filosofische vraagstelling die aan het unieke karakter van de tijd recht poogt te doen. Vervolgens zal Victor Gijsbers op basis van het moderne analytische debat over tijd een lans breken voor wat hij ‘causaal hedenisme’ noemt. Wat de uitkomst van dit colloquium ook moge zijn, ‘tijd’ zal er na afloop van de lezingen in elk geval zijn voor een plenaire gedachtewisseling, waarmee het programma er als volgt uit komt te zien:
In het twintigjarig bestaan van het colloquium kwam wonderlijk genoeg het thema politiek nog slechts zijdelings aan de orde, alsof de scheiding tussen kerk en staat ook de scheiding tussen politiek en innerlijkheid zou moeten betekenen. Politiek is een strijd van belangen. Maar dient zij niet ook en allereerst een gewetensvol afwegen van belangen te zijn? Voor deze middag hebben wij drie sprekers bereid gevonden dit thema van politiek en innerlijkheid voor ons te verkennen. Elk van hen zal dat vanuit een eigen invalshoek en deskundigheid doen.
In dit minisymposium zullen we stilstaan bij het belang van sensitiviteit en aandacht als tegenwicht tegen een onttoverde cultuur, waarin de werkelijkheid vooral gezien wordt als beheersbaar met behulp van rekenkundige modellen en technische middelen. In de twee lezingen van deze middag worden de houdingen van sensitiviteit en aandacht onderzocht als mogelijkheden om tot een andere ervaring van de werkelijkheid te komen, waarin meer ruimte is voor waarden en voor het geestelijke aspect. Rob Compaijen onderzoekt hoe aandacht, als onthechte betrokkenheid, ons ontvankelijk kan maken voor de werkelijkheid van waarden. Barbara Zwaan gaat na wat Simone Weil verstaat onder echte aandacht en laat zien hoe deze houding in verband staat met het goede en het geestelijke leven.
Nietzsche en Heidegger over onze omgang met de aarde
Het thema van dit mini-symposium in het kader van het Colloquium Levensfilosofie stond al vast voordat de coronacrisis uitbrak. Maar dat heeft de aanleiding ervoor, de klimaatcrisis, alleen maar dringender gemaakt. Beide crises zijn uitingen van een op drift geraakte wereld. Nietzsche en Heidegger, die wij met betrekking tot het thema filosofie en ecologie hadden uitgekozen, zijn niet toevallig ook denkers die de aard van dit op drift geraakt zijn diepgaand hebben gepeild. Al in een vroege aantekening merkt Nietzsche op: ‘Wij hebben er geen benul van, hoe hoog en diep de physis reikt.’ Krijgen wij niet inderdaad de rekening gepresenteerd voor deze onachtzaamheid jegens de natuur? In Also sprach Zarathustra luidt naderhand zijn oproep: ‘Blijf de aarde trouw.’ Eind jaren veertig schrijft Heidegger: ‘De berk gaat dat wat voor hem mogelijk is nooit te buiten. Het bijenvolk woont binnen zijn mogelijkheden. Pas de wil, die zich mobiel inricht in de techniek, sleurt de aarde processen binnen van afpeigering en verbruik en verandering in kunstmatigheid. De techniek dwingt de aarde boven de gegroeide kring van het voor haar mogelijke uit in de richting van dat wat niet meer het mogelijke en dus het onmogelijke is.’ Heidegger peilt nog een andere veronachtzaming dan Nietzsche, niet alleen die van de natuur, maar die van überhaupt het raadsel van het zijn. In twee lezingen zal de actualiteit van hun beider bezinning worden belicht.
Walter Benjamin en Eugen Rosenstock-Huessy
De wijze waarop wij wat dan ook ter sprake brengen is zo wezenlijk, dat onze verhouding ertoe daarmee staat of valt. De zorg van de filosoof geldt echter niet alleen de verwoording, maar gaat ook uit naar het wezen van taal zelf. Of zou daar naar moeten uitgaan. Als een Nederlandse universiteit, zij het een technische, besluit de moedertaal prijs te geven, wijst dat op een uiterst beperkt instrumenteel begrip van taal. In dit mini-symposium wordt aandacht besteed aan twee denkers die zich vanuit de Joodse traditie tegen deze opvatting hebben verzet en zich op een nieuwe en oorspronkelijke wijze op het mysterie van de taal hebben bezonnen.
We leven in een tijd van toenemende versnelling en economisering. Komt hierdoor in het onderwijs niet de taak van vorming in het gedrang? Vragen genoemde tendensen niet om tegenwicht in de vorm van een verdiepte geestelijke of spirituele vorming? Met een viertal lezingen wijdt het colloquium Levensfilosofie aandacht aan deze vragen.
Recent verschenen er twee boeken over twee grote stromingen uit de Oost-Aziatische spiritualiteit, van de hand van twee Nederlandse filosofen en kenners: Het Boeddhafenomeen. Naar een westers boeddhisme (Leusden, ISVW Uitgevers, 2016) van Erik Hoogcarspel, en Filosofie met de vlinderslag. De daoïstische levenskunst van Zhuangzi (Budel, Damon, 2016) van Woei-Lien Chong. Beide auteurs presenteren op originele wijze een spiritueel gedachtegoed en een leerweg, die ook ons westerlingen oriëntatie in het leven zouden kunnen bieden.
Thomas van Aquino ging er met Aristoteles van uit dat elk zijnde er naar streeft zich te verenigen met zijn goed. Bron van alle affecten zou daarmee de liefde zijn. De liefde die in de christelijke mystiek centraal staat wordt van oudsher begrepen als een transformatie van eros in agapè, van amor in caritas, van seksuele liefde in naastenliefde. Maar hoe staat het met de spiritualiteit van het erotische? Nog niet eerder kwam dit belangrijke thema in het colloquium Filosofie en spiritualiteit ter sprake. Ad Verbrugge en Ann van Sevenant hebben daar elk op eigen wijze grondig over nagedacht. We zijn verheugd hen bereid te hebben gevonden bij ons te komen spreken.
In dit minisymposium zal in de vorm van twee lezingen aandacht worden besteed aan de ervaring en het grondmotief van de leegte binnen het veld van de spiritualiteit zoals dit zich vanaf eind negentiende eeuw manifesteert in filosofie en kunst. Annewieke Vroom zal daarbij spreken over de moderne Japanse cultuur, Gerard Visser over de Europese.